In de huiskamer van mijn oma hing een foto, links naast de gordijnen van rood velours.
Vanaf mijn jongste jaren sprak die tot mijn verbeelding. Hoe lang de foto er al hing, ik heb geen idee, een eeuwigheid in mijn beleving. Mijn opa, een beetje met potlood bijgewerkt. Hannes Groeneveld overleed in 1944.
Het is vier december van dat jaar als er ‘s ochtends een grijsgroene vrachtwagen het erf oprijdt van het boerderijtje in Tinte. Een vijftal Wehrmacht-soldaten springt eruit. Ze zijn op zoek naar Hannes Groeneveld. “Mijn man is niet thuis”, zegt mijn oma kijkend in de loop van een Luger. “En wie bent u”, snauwt de soldaat in het Duits tegen een man op leeftijd, ook aanwezig in de kleine keuken. “Ik ben de vader van Hannes”, antwoordt hij met een voorzichtige vorm van trots in zijn stem. “Dan nemen we jou mee, als gijzelaar. Raus mit Ihm.”
Ze hadden hem gewaarschuwd. “Die verrekte Van Noort, een gedeserteerde Nederlandse SS’-er. We hebben hem met z’n allen geholpen tegen beter weten in. Nu hebben die moffen hem opgepakt en ondervraagd. Hij heeft namen genoemd, zeiden ze, ook die van jou. Hannes dook onder.
Op Sinterklaasdag kreeg hij van zijn vrouw te horen dat ze, in plaats van hem, zijn vader hadden opgepakt. Dat ging hem te ver. Hij besloot zichzelf te melden. “Het zal toch niet zo’n vaart lopen, Mad.” Hij gaf mijn oma een kus en vertrok naar Den Briel. Het zou de laatste kus zijn.
Vanuit Den Briel werd hij naar Rockanje vervoerd. Zijn vader was ondertussen vrijgelaten. In het dorp aangekomen nam de Lastkraftwagen de afslag richting de duinen. Daar stonden de bunkers.
Zonder proces werd hij daar in de ochtend van zes december 1944 doodgeschoten. Samen met Cor Langendoen, Willem de Waal en vader Van der Zee met twee zoons.
En plots stond mijn oma er alleen voor. Met een kind van drie en zonder dak boven het hoofd. Als extra represaille was hun huis in vlammen gezet. Ze hadden tien minuten gekregen om nog wat te redden. Mijn vader weet zich nog een fietsje te herinneren dat het inferno had overleefd.
Ik sta elk jaar bij de 4 mei-herdenking met mijn ouders voor het monument. Al tientallen jaren lees ik: ‘Johannes Groeneveld, 33 jaar’. Ik ben nu twintig jaar ouder dan mijn opa ooit heeft mogen worden. Het klopt gewoonweg niet. Een opa hoort ouder te zijn dan jijzelf. Die hoort met je te spelen. Of je leren fietsen. Van die echte opa-dingen zeg maar.
Even kijk ik naar links en zie mijn vader staan. Het stille verdriet waar nooit over gepraat wordt. Het gemis dat nooit is overgegaan. Ook al was je toen nog maar drie jaar oud.
Hans Groeneveld
Overgenomen van de website: Kumulus.nl