Gefeest werd er vanaf zondag 6 mei op Voorne. In Spijkenisse viel dat niet mee. Het dorp zat nog midden in de tyfusepidemie. Elders werd echter gedanst en luidkeels het Wilhelmus gezongen.Toch was de oorlogsdreiging nog niet geweken. Integendeel. De bevrijders waren nog in geen velden of wegen te bekennen, terwijl de Duitsers nog altijd gewapend rondliepen. Ze waren gefrustreerd en bang voor de toekomst. In die mate zelfs dat er onderlinge schermutselingen ontstonden, die de commandant in de kustbatterij in Rockanje met een aanslag op zijn leven moest bekopen. Hij wilde zich overgeven aan de Binnenlandse Strijdkrachten en vond een boobytrap op zijn bunkerdeur. Hij raakte slechts gewond. Er werd ook gevochten in de duinen pal achter hotel De Dreef. In de nacht van 10 op 11 mei kwam een Duitse militair om het leven tijdens een onderling vuurgevecht.
Ontspannen dagen waren het bepaald niet voor de eilanders. Het vertrouwen groeide echter toen op woensdag 9 mei Captain Arthur L. Cary in Brielle arriveerde en vanuit het raam van het stadhuis op de Markt een dolblije menigte toesprak. Toch zouden pas vrijdag 11 mei de eerste Britse militairen hun bivak opslaan op Voorne-Putten.
NSB-burgemeester
De Duitsers moesten het veld ruimen. En met hen de mensen die met de vijand heulden. ,,Er werden in totaal zo’n 200 inwoners opgepakt vanwege collaboratie’’, weet streekhistoricus Benschop. En in Brielle liep de halve stad uit om te zien hoe NSB-burgemeester Van ‘t Hof door agenten en leden van de Binnenlandse Strijdkrachten werd afgevoerd. Hij moest een boetegang lopen langs de mensen die hij vaak slecht had behandeld.
Het recht zegevierde, maar het eiland? Dat was er behoorlijk ernstig aan toe. Grote stukken duin waren volledig geruïneerd en stonden zoals Benschop omschrijft ‘vol bunkers, versperringen en radars’. ,,De vesting van Hellevoetsluis was gesloopt, dat vormde een flinke schadepost. De gevolgen van bombardementen waren pijnlijk zichtbaar. In Zuidland waren huizen verwoest. De binnenstad van Brielle had schade.’’ Vakantiepark Kruiningergors stond vol boobytraps, mijnen en prikkeldraadversperringen. ,,Die werden direct na de oorlog opgeruimd, zodat het toerisme weer op gang kon komen’’, aldus Benschop. ,,Op tal van plekken werden restanten van de Atlantikwall, in de vorm van honderden grotere en kleinere geschutsopstellingen en bunkers gevonden. ,,Daar ging men pas na de Watersnoodramp mee aan de slag toen die als gevolg van de golfslag meer werden blootgelegd. De polders waren onder water gezet door de Duitsers. Het leegpompen begon gelijk daags na de bevrijding.
Goede oogst
Het opvallende was dat juist de eerste oogst daarna opmerkelijk goed was. ,,Alle ziektekiemen en schadelijke insecten waren door het water gedood’’, verduidelijkt Benschop. Zo kwam het leven weer langzaam op gang. ,,Eilandbewoners die tijdelijk elders hadden moeten wonen, kwamen terug om de boel op te ruimen en een nieuw bestaan op te bouwen. En daarmee werd ook pijnlijk duidelijk wie er niet zouden terugkeren. Zoals de 45 Joodse eilanders die waren weggevoerd, maar bijvoorbeeld ook gevangen genomen verzetsstrijders die het leven bleken te hebben gelaten.’’ Zodoende was er blijdschap vanwege de bevrijding. Benschop: ,,Maar ook veel verdriet.’’
Artikel overgomen uit het Algemeen Dagblad Editie: Voorne Putten.
Claudia Langendoen 08-05-2020.
Bron: Voorne-Putten in Oorlogstijd 1939-1945.