H
Hein Johan Wilhelm | 1804 - 1880
HGrafnummer: A1 | ||
Johan Wilhelm Hein | * Leiden 12-03-1804 | † Brielle 25-10-1880 | 76 |
Zoon van Johan Peter Hein* en Geertruida van Enter*. |
Functies: | lid 1e kamer der Staten Generaal. lid gemeenteraad van Brielle. dijkgraaf van de polder de Quack. schout van de polder Nieuw Helvoet. burgemeester en secretaris van Nieuw Helvoet. procureur bij de Arrondissementsrechtbank te Brielle. burgemeester en secretaris van de Oude en Nieuwe Struiten. burgemeester van Hellevoetsluis. lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland. heemraad van het dijkcollege van Voorne. schout en ambachtsheer van Rockanje. dijkgraaf van het Hoogheemraadschap Voorne. |
Trouwde op 04-09-1835 te Rockanje met: | ||
Maria Johanna Magdalena Faijan Vlielander | * Rockanje 11-06-1813 | † Brielle 21-10-1861 |
Dochter van Benjamin Vlielander en Maria Faijan*. | ||
Zij kregen 11 kinderen, waarvan er 3 op Maria Rust zijn begraven: |
Benjamin Hein* | * Brielle 03-06-1836 | † Brielle 10-06-1836 |
Benjamin Marius Vlielander Hein | * Brielle 02-12-1838 | † 's-Gravenhage 08-12-1919 |
Caroline Henriette Geertruide Hein* | * Brielle 10-06-1840 | † Hilversum 26-08-1908 |
Johan Wilhelm Hein | * Brielle 14-06-1842 | † Nieuw Helvoet 16-09-1900 |
Hendrik Lodewijk Hein* | * Brielle 23-10-1843 | † Malmesbury a/d Kaap de Goede Hoop 27-05-1877 |
Adriaan Marij Hein* | * Brielle 23-10-1843 | † Brielle 29-12-1845 |
Rebecca Adriane Hein* | * Brielle 08-12-1844 | † Rijswijk 28-03-1913 |
Carel Servaas Faijan Vlielander Hein* | * Brielle 02-02-1846 | † Wiesbaden (D) 03-05-1900 |
Adriaan Wilhelm Hein | * Brielle 26-10-1847 | † 's-Gravenhage 19-01-1937 |
Marie Jacobus Anne Hein* | * Brielle 04-02-1850 | † Heerlen 07-08-1894 |
Adriaan Pieter Anthonij Hein* | * Brielle 07-05-1855 | † Brussel 26-03-1930 |
Notities: Grafsteen. Ook bekend als Johan Wilhelm Hein van Rockanje. Johan Wilhelm Hein is 14 jaar, als hij met zijn moeder van Leiden naar Brielle verhuist. Tussen 16-10-1830 en 28-10-1834 is hij in militaire dienst geweest, onder meer bij de schutterij en heeft hij als zodanig deelgenomen aan de Tiendaagse Veldtocht. Bron: Rockanje allerhande. H. van der Graaf. De De families Vlielander, Hein en Vlielander-Hein in hun relaties met Rockanje. Alphen aan de Rijn: Canalelto/Repro Holland, [2.j.], pp. 1-32. * bij naam = niet op Maria Rust begraven. |
Hein Johan Wilhelm 1 (graf 1).jpg
Johan Wilhem
Hein Johan Wilhelm (Sr) 1804-1880 (graf 1) .jpg
Johan Wilhelm op latere leeftijd
Hein Johan Wilhelm 12-03-1804 Huwelijksadvertentie (graf 1).JPG
Getrouwd
Hein Johan Wilhelm 12-03-1804 25 jaar getrouwd (graf 1).jpg
25-jarige Echtvereniging
Hein Johan Wilhelm-NBC-31-10-1880 (1).jpg
Rouwadvertentie
Hein Johan Wilhelm 12-03-1804-98-03 9Graf 1).jpg
Dankbetuiging
Hein Johan Wilhelm 2 (graf 1).jpg
Familiegraf Hein
Hein Johan Wilhelm 3 (graf 1).jpg
Graf Johan Wilhelm
Nieuwe Brielsche Courant, 28 oktober 1880, p.2.
Johan Wilhelm Hein.
In den avond van den 25 dezer werd ons Vaderland een flink Staatsburger en Brielle een achtenswaardig stadgenoot ontrukt. De heer JOHAN WILHELM HEIN werd op 76-jarigen leeftijd aan den avond van dien dag ons door den dood ontnomen. Eene langdurige ongesteldheid maakte een einde aan zijn zoo werkzaam leven. Wat ons Vaderland, en vooral onze goede stad Brielle, in hem verliezen, laat zich moeielijk beschrijven.
Vraag het aan de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, waarvan de heer HEIN een aantal jaren als afgevaardigde van ons district deel uitmaakte, of zij niet in den overledene altijd een man gevonden hebben van veelzijdige ontwikkeling en kunde, een wakker liberaal, een man uit één stuk, en wiens woorden steeds voor ze uitgesproken waren, door hem gewikt en gewogen werden. Kortom, een man die vrij van alle partijzucht, steeds openlijk en zonder aanzien van persoon met open vizier streedt.
Vraag het aan de leden onzer Provinciale Staten, uit wier midden de heer HEIN als lid der 1e kamer werd gekozen, of de overledene in al dien tijd dat hij deel uitmaakte van dat achtenswaardig Collegie, niet getoond heeft dat hem de belangen onzer provincie nauw aan het hart lagen, of hij niet steeds een van de eerste was, zijne stem te doen hooren, daar waar het gold de belangen dier provincie.
Vraag het aan de leden van onzen Gemeenteraad, of zij, in die 30 jaren tijds dat de heer HEIN lid van dat collegie was, ooit kundiger, verdienstelijker en wetenschappelijker lid in hunne vergaderzaal telden, als de heer HEIN steeds was. Met dankbaarheid, ja met eerbied, werden steeds zijne adviezen vernomen, en zelden werden zijne voorstellen overstemd. Ja, weemoed vervulde in den laatsten tijd den leden van onzen Raad, dat zijn zitplaats in de vergaderzaal niet door hem kon worden ingenomen. Voorzeker was dan ook gisteren middag onze Achtb. Voorzitter van den Gemeenteraad de tolk der aanwezige leden, toen hij een welverdiende hulde bracht aan de nagedachtenis van hem, wiens werkzaam leven voor deze gemeente zoovele schoone vruchten had afgeworpen, en wiens nagedachtenis steeds met diepen eerbied zal worden in eere gehouden. Al de leden stemden er dan ook volgaarne mede in, om aan de familiebetrekkingen van de ontslapene, een adres van rouwbeklag in te zenden.
En zou ik nu voortgaan de vele verdiensten van den heer HEIN op te sommen. Niet waar, een ieder weet het, dat hij een bekwaam en onvermoeid leven achter zich heeft.
Hoe vele jaren was hij niet Dijkgraaf van het Hoogheemraadschap Voorne; Voorzitter van de Holl. Maatschappij van Landbouw, afd. Voorne en Putten; Voorzitter der Plaatselijke Schoolcommissie alhier: Voorzitter-Regent van het Gast-, Zieken- en Proveniershuis alhier; Voorzitter van verschillende polderbesturen; oud-burgemeester van N.-Helvoet enz. enz., te veel om te noemen. En in al die betrekkingen was men er trotsch op, den heer Hein het Voorzitterschap op te dragen.
Naar ik verneem, zal a.s. Vrijdag zijn stoffelijk overschot in het familiegraf te Rockanje worden bijgezet. Dat daar zijne assche in vrede moge rusten van den aardschen arbeid, zoo belangloos door den dierbaren doode op deze aarde volbracht, en ik twijfel er niet aan, of velen zullen met een traan in het oog en met een dankbaar hart, de vele verdiensten herdenken van JOHAN WILHELM HEIN.
Nieuwe Brielsche Courant, 31 oktober 1880, blz. 5
Johan Wilhelm Hein.
Gisteren morgen was het plechtig oogenblik aangebroken, dat het stoffelijk overschot van een van Brielle’s edelste burgers aan den schoot der aarde zou worden toevertrouwd. JOHAN WILHELM HEIN, jl. Maandag avond ontslapen, zou worden ter aarde besteld.
Reeds een uur vóor dien tijd, verzamelde zich een groote menigte vóor en om de woning van den overledene, en hoewel storm en regen het bijna onmogelijk maakte om staande te blijven, toch bleef men gaarne eene poos vertoeven voor die woning, waar de heer HEIN zoovele jaren met lust en onvermoeiden ijver werkzaam was voor de belangen van onze goede stad en voor die van ons district.
Maar trots het gure weder, gevoelde een deputatie uit onze burgerij zich gedrongen het stoffelijk overschot te vergezellen tot aan de grenspaal onzer gemeente. Tot dat doel, verzamelden zich ten half elf ure, eenige burgers in de Raadkamer van het Raadhuis, om van daar de lijkstoet te volgen. En zoo vergaderd zijnde op die plaats, waar de heer HEIN ruim een 30-tal jaren lang het woord gevoerd had in het belang onzer burgerij, werd uit naam dier burgerij een bloemkrans binnengebracht, met het beleefd verzoek dit laatste bewijs van hulde, namens de geheele burgerij, te hechten op de kist van den dierbaren doode. Terstond werd uit hun midden een commissie benoemd, bestaande uit de heeren P. de Gruijter van den Boogert, J. K. Overbeeke en P. van der Poel Cz., die het kostbaar kleinood aan de familie van wijlen den heer HEIN overhandigde, en haar bekend maakte met den wensch der burgerij.
Ten half elf ure zette de treurige stoet zich in beweging. Eerst volgde de lijkwagen, waarin de kist werd geplaatst; een viertal bloemkransen bedekten het laatste verblijf van den beminden man. Geen wonder dat uit veler oog een traan ontviel, bij dat zichtbaar bewijs van toegenegenheid; het was duidelijk te zien dat het volk hem lief had. Daarop volgden de familieleden en eindelijk de deputatie uit de burgerij.
En voort rolde de lijkwagen met zijn kostbaren schat door het Zuideinde naar de Zuidpoort, en vervolgens den weg op naar Rockanje, om op de begraafplaats aldaar in het familiegraf te worden bijgezet.
Aan de grenspaal gekomen, scheidde de burgerstoet van hun achtenswaardigen stadgenoot, maar kon niet nalaten, zoover het oog reikte, Hem na te staren die steeds een sieraad was onzer stad. Jammer dat het ruwe weder de oorzaak was, dat aan de grenspaal geen gelegenheid bestond een klein afscheidswoord te spreken, namens de burgerij. Echter voldeed de heer Overbeeke aan den wensch, toen de burgerschaar was teruggekeerd in het Raadhuis, dáar uit te spreken wat hem op het hart lag: JOHAN WILHELM HEIN!
Een aantal burgers van Brielle, van die stad die u steeds lief en dierbaar was, hebben uwe plechtige uitvaart tot op deze plaats medegemaakt.
Wij gaan terug naar onze stad, met de gedachte dat ons een groot man, een flink burger is ontvallen. De lijkwagen zal uw stoffelijk overschot brengen naar die plaats, waar zij reeds vergaderd zijn die u lief en dierbaar zijn. Steeds zal uw naam op onze lippen zweven, en zullen wij in stilte herdenken de goede hoedanigheden van JOHAN WILHELM HEIN.
Dat uwe assche in vrede moge rusten! Vaartwel, vaart eeuwig wel!
Een ieder ging huiswaarts, met de gedachte: ,,Een kostbaar offer aan den schoot der aarde te hebben toevertrouwd, een man wiens plaats niet zoo spoedig kan worden ingenomen, want de Heer HEIN was door en van iedereen bemind.
Van wege de familie, werd bovengenoemde deputatie heden morgen dank gezegd voor de treffende wijze waarop zij de laatste eer heeft willen bewijzen aan den overledene.
Johan Wilhelm Hein.
In den avond van den 25 dezer werd ons Vaderland een flink Staatsburger en Brielle een achtenswaardig stadgenoot ontrukt. De heer JOHAN WILHELM HEIN werd op 76-jarigen leeftijd aan den avond van dien dag ons door den dood ontnomen. Eene langdurige ongesteldheid maakte een einde aan zijn zoo werkzaam leven. Wat ons Vaderland, en vooral onze goede stad Brielle, in hem verliezen, laat zich moeielijk beschrijven.
Vraag het aan de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, waarvan de heer HEIN een aantal jaren als afgevaardigde van ons district deel uitmaakte, of zij niet in den overledene altijd een man gevonden hebben van veelzijdige ontwikkeling en kunde, een wakker liberaal, een man uit één stuk, en wiens woorden steeds voor ze uitgesproken waren, door hem gewikt en gewogen werden. Kortom, een man die vrij van alle partijzucht, steeds openlijk en zonder aanzien van persoon met open vizier streedt.
Vraag het aan de leden onzer Provinciale Staten, uit wier midden de heer HEIN als lid der 1e kamer werd gekozen, of de overledene in al dien tijd dat hij deel uitmaakte van dat achtenswaardig Collegie, niet getoond heeft dat hem de belangen onzer provincie nauw aan het hart lagen, of hij niet steeds een van de eerste was, zijne stem te doen hooren, daar waar het gold de belangen dier provincie.
Vraag het aan de leden van onzen Gemeenteraad, of zij, in die 30 jaren tijds dat de heer HEIN lid van dat collegie was, ooit kundiger, verdienstelijker en wetenschappelijker lid in hunne vergaderzaal telden, als de heer HEIN steeds was. Met dankbaarheid, ja met eerbied, werden steeds zijne adviezen vernomen, en zelden werden zijne voorstellen overstemd. Ja, weemoed vervulde in den laatsten tijd den leden van onzen Raad, dat zijn zitplaats in de vergaderzaal niet door hem kon worden ingenomen. Voorzeker was dan ook gisteren middag onze Achtb. Voorzitter van den Gemeenteraad de tolk der aanwezige leden, toen hij een welverdiende hulde bracht aan de nagedachtenis van hem, wiens werkzaam leven voor deze gemeente zoovele schoone vruchten had afgeworpen, en wiens nagedachtenis steeds met diepen eerbied zal worden in eere gehouden. Al de leden stemden er dan ook volgaarne mede in, om aan de familiebetrekkingen van de ontslapene, een adres van rouwbeklag in te zenden.
En zou ik nu voortgaan de vele verdiensten van den heer HEIN op te sommen. Niet waar, een ieder weet het, dat hij een bekwaam en onvermoeid leven achter zich heeft.
Hoe vele jaren was hij niet Dijkgraaf van het Hoogheemraadschap Voorne; Voorzitter van de Holl. Maatschappij van Landbouw, afd. Voorne en Putten; Voorzitter der Plaatselijke Schoolcommissie alhier: Voorzitter-Regent van het Gast-, Zieken- en Proveniershuis alhier; Voorzitter van verschillende polderbesturen; oud-burgemeester van N.-Helvoet enz. enz., te veel om te noemen. En in al die betrekkingen was men er trotsch op, den heer Hein het Voorzitterschap op te dragen.
Naar ik verneem, zal a.s. Vrijdag zijn stoffelijk overschot in het familiegraf te Rockanje worden bijgezet. Dat daar zijne assche in vrede moge rusten van den aardschen arbeid, zoo belangloos door den dierbaren doode op deze aarde volbracht, en ik twijfel er niet aan, of velen zullen met een traan in het oog en met een dankbaar hart, de vele verdiensten herdenken van JOHAN WILHELM HEIN.
Nieuwe Brielsche Courant, 31 oktober 1880, blz. 5
Johan Wilhelm Hein.
Gisteren morgen was het plechtig oogenblik aangebroken, dat het stoffelijk overschot van een van Brielle’s edelste burgers aan den schoot der aarde zou worden toevertrouwd. JOHAN WILHELM HEIN, jl. Maandag avond ontslapen, zou worden ter aarde besteld.
Reeds een uur vóor dien tijd, verzamelde zich een groote menigte vóor en om de woning van den overledene, en hoewel storm en regen het bijna onmogelijk maakte om staande te blijven, toch bleef men gaarne eene poos vertoeven voor die woning, waar de heer HEIN zoovele jaren met lust en onvermoeiden ijver werkzaam was voor de belangen van onze goede stad en voor die van ons district.
Maar trots het gure weder, gevoelde een deputatie uit onze burgerij zich gedrongen het stoffelijk overschot te vergezellen tot aan de grenspaal onzer gemeente. Tot dat doel, verzamelden zich ten half elf ure, eenige burgers in de Raadkamer van het Raadhuis, om van daar de lijkstoet te volgen. En zoo vergaderd zijnde op die plaats, waar de heer HEIN ruim een 30-tal jaren lang het woord gevoerd had in het belang onzer burgerij, werd uit naam dier burgerij een bloemkrans binnengebracht, met het beleefd verzoek dit laatste bewijs van hulde, namens de geheele burgerij, te hechten op de kist van den dierbaren doode. Terstond werd uit hun midden een commissie benoemd, bestaande uit de heeren P. de Gruijter van den Boogert, J. K. Overbeeke en P. van der Poel Cz., die het kostbaar kleinood aan de familie van wijlen den heer HEIN overhandigde, en haar bekend maakte met den wensch der burgerij.
Ten half elf ure zette de treurige stoet zich in beweging. Eerst volgde de lijkwagen, waarin de kist werd geplaatst; een viertal bloemkransen bedekten het laatste verblijf van den beminden man. Geen wonder dat uit veler oog een traan ontviel, bij dat zichtbaar bewijs van toegenegenheid; het was duidelijk te zien dat het volk hem lief had. Daarop volgden de familieleden en eindelijk de deputatie uit de burgerij.
En voort rolde de lijkwagen met zijn kostbaren schat door het Zuideinde naar de Zuidpoort, en vervolgens den weg op naar Rockanje, om op de begraafplaats aldaar in het familiegraf te worden bijgezet.
Aan de grenspaal gekomen, scheidde de burgerstoet van hun achtenswaardigen stadgenoot, maar kon niet nalaten, zoover het oog reikte, Hem na te staren die steeds een sieraad was onzer stad. Jammer dat het ruwe weder de oorzaak was, dat aan de grenspaal geen gelegenheid bestond een klein afscheidswoord te spreken, namens de burgerij. Echter voldeed de heer Overbeeke aan den wensch, toen de burgerschaar was teruggekeerd in het Raadhuis, dáar uit te spreken wat hem op het hart lag: JOHAN WILHELM HEIN!
Een aantal burgers van Brielle, van die stad die u steeds lief en dierbaar was, hebben uwe plechtige uitvaart tot op deze plaats medegemaakt.
Wij gaan terug naar onze stad, met de gedachte dat ons een groot man, een flink burger is ontvallen. De lijkwagen zal uw stoffelijk overschot brengen naar die plaats, waar zij reeds vergaderd zijn die u lief en dierbaar zijn. Steeds zal uw naam op onze lippen zweven, en zullen wij in stilte herdenken de goede hoedanigheden van JOHAN WILHELM HEIN.
Dat uwe assche in vrede moge rusten! Vaartwel, vaart eeuwig wel!
Een ieder ging huiswaarts, met de gedachte: ,,Een kostbaar offer aan den schoot der aarde te hebben toevertrouwd, een man wiens plaats niet zoo spoedig kan worden ingenomen, want de Heer HEIN was door en van iedereen bemind.
Van wege de familie, werd bovengenoemde deputatie heden morgen dank gezegd voor de treffende wijze waarop zij de laatste eer heeft willen bewijzen aan den overledene.
Pagina terug